Ik zakte af naar Tamale, wat zo'n drie uur duurt. Daar ontmoette ik de andere twee en brachten we vervolgens gezellig een middagje door op het busstation van Tamale. De bus naar Mole was er namelijk niet. In de weken dat ik noodweer alleen 's nachts mee had gemaakt kwam nu verandering. De hel was losgebarsten en zorgde voor paniek en onrust bij de locale bevolking. Vrouwen gilden en sprongen op de randen van de zitbankjes. Dat betekent, pal achter je hoofd. Hun enorme emmers en schalen hadden ze er voor het gemak naast gezet. Wankel balanceerden ze heen en weer. Gelaten wachtten we het af. Het was nog maar de vraag of we vandaag wel Mole zouden bereiken, want met zulk noodweer gebeurt het meer dan eens dat de bus helemaal niet meer vertrekt. De weg is dan te slecht. Gelukkig vernamen we, na twee uur, dat de bus er toch was. Nu was het slechts nog zaak deze te zoeken. Uitdaging nummer twee. Moe en ellendig door de malaria liep ik achter de andere twee. De spierpijn was killing me.
Eenmaal binnen werd het niet veel beter. De zitplaatsen zaten enorm dicht bij elkaar, drie en twee stoelen aan weerszijden van het gangpad! Degene die onze kaartjes had gekocht had ons geen dienst bewezen. Daar zaten we dan, op elkaar gepropt tussen de locale, luidruchtige bevolking van Tamale. Ik vind dit trouwens echt een nare stad. De mensen zijn onbeleefd, ruw, en de meesten zijn ronduit onaardig. Daarbij komt de typisch Ghanese manier van communiceren. Dat kan namelijk alleen op schreeuwende toon, ook als je tien centimeter bij elkaar vandaan zit, of over iemand heen moet hangen. In dit geval over ons. Gelukkig praatten ze alleen als de bus stilstond. Dat is het signaal dat men wakker moet worden. Zodra de bus in beweging was en over modderige, ongelijke zandwegen raaste - en elke drempel ons een kilometer de lucht in lanceerde - was geen Ghanees wakker. Waar wij misselijk en ellendig door elkaar geschud werden, gaven vrouwen hun kinderen de borst en hield de rest zijn siesta. We legden een causaal verband tussen het continu op de rug dragen van kinderen door hun moeder, en de bus die de herinnering van het wiegen oproept. Helaas stopte de bus vaak onderweg, wat de rest van de passagiers de gelegenheid gaf meteen heel Ghana bij elkaar te schreeuwen en uit het raam verschillende etenswaren te kopen. Deze at men vervolgens uitgebreid in de bus op, en de artikelen varieerden van rottende vissen en pinda's waarvan de schillen in het gangpad werden gespuugd. Onze reis was echter pas af toen er man met een tweepersoonsmatras, een geit en een kip aan boord kwam. De geit stond op het trapje bij de deur, onder het matras, want dat bespaart ruimte. Hij werd bijna geplet en blaatte klaaglijk. Daarop besloot zin eigenaar toch maar het matras van hem af te halen, om het beest in het gangpad te laten staan. De kip schopte hij met zijn voet onder de stoel. De laatste twee uur brachten we niet alleen door in ellende, maar ook in stank.
Zaterdag en zondag hadden we alle tijd om het ons naar de zin te maken in Mole. Wat was het toch fijn om een kamer te hebben met elektriciteit, licht, stromend water en een wc! Ik was vooral blij met het laatste. Mijn gezin heeft namelijk geen wc. Wij hebben een poepgat. Een gat, waar de ontlasting van anderen aanhangt en waar overdag vliegen zwermen en 's nachts kakkerlakken huishouden. Needless to say, ik vind het er echt enorm smerig.
Zaterdagochtend werd er hard op de achterdeur geklopt. Harmke was net bezig onze mango te verdelen. Achter het raam stond een grote baviaan! Een aap aan de deur! Hij bleef maar op het houtwerk rammen. Harmke en Saskia renden gillend naar de badkamer. En terecht, als je gebeten wordt door een agressieve aap ben je niet blij. Ik kon niet anders dan stil blijven zitten. Ziek en misselijk zat ik vast aan mijn bed.
In de namiddag heb ik me laten verleiden tot een hike. Ik wilde natuurlijk wel olifanten zien. Ondertussen had ik pijn in mijn nek, schouders, buik en rug. Ik wist niet waar ik het moest zoeken van ellende. De laatste klim omhoog werd me dan ook te veel, en wat was ik blij dat Harmke en Saskia in de buurt waren. Wat kan ik zeggen, een hike in de volle zon is niet bevorderlijk voor je malaria. Maar wat was het mooi. Olifanten hebben we niet gezien, wel antilopen en knobbelzwijnen. En eenmaal boven, was het uitzicht onbetaalbaar.
Wat was ik blij zondagochtend. Ik voelde me zowaar goed genoeg voor poging tot wandeling nummer twee! De avond ervoor hadden we bedacht dat ik 's ochtends mee zou gaan om olifanten te zoeken waarna ik 's middags rustig kon slapen of sterven aan het zwembad. Vol goede moed liep ik achter de gids aan. Het was een enorm verschil met de dag ervoor. Geen pijn, geen ademnood - ik telde mijn zegeningen. Eindelijk had ik werkelijk oog voor de natuur om mij heen, en de koelte van de ochtend deed me goed. Dat moet nog worden gezegd. De wandeling begon om zeven uur 's ochtends. We waren alweer bijna thuis toen onze gids iets in de verte zag. Een olifant! Binnenkort foto's.
Eenmaal weer terug in het hotel hebben we nog lang op de uitkijkplek gezeten, waar we zicht hadden op olifanten die aan het baden waren. We keken hoe ze elkaar onder water duwden en elkaar natspoten. Het had een werking zoals een extreem interessante film.
Zondagmiddag begonnen we aan onze laatste onderneming, het bezichtigen van Larabanga, een dorpje drie kilometer verwijderd van het hotel. Eigelijk heb ik een gruwelijke hekel aan het bezoeken van schilderachtige dorpjes. Het doet me denken aan simpele Nederlandse toeristen die helemaal onder de indruk zijn van pottenbakkerijen in een dorp op Kreta. Maar Larabanga is anders. Er wordt gezegd gezegd dat de oudste moskee van Ghana zich daar bevindt, en nouja, Ghana istoch anders dan Griekenland. Door elkaar geschud stoven we weer over de rode zandwegen. Op elkaar gepropt zaten we in een karretje dat vastzat aan een scooter. Zulke kleine dingen maken een mens erg blij. Een mens wordt minder blij zo gauw het scootertje halt houdt, dan wordt men omringt door allerlei mensen en erger, kinderen. Gelukkig kwam snel een gids, een grote man van ongeveer dertig. Hij liet ons verschilldende woningen zien, waar we weigerden foto's te maken. In een van de hutten waar hij ons naar binnen leidde lag een jonge vrouw. Naast haar lag een kleine baby onder een muskietennet. Haar kindje was gisteren ter wereld gekomen, na een moeilijke bevalling die lang duurde. Om haar heen zaten, lagen, rolden, een stuk of zeven kinderen in de leeftijd die varieerde van zes maanden tot een jaar of drie. Het was er benauwd, de ruimte was niet groot. Ik begon me ongemakkelijk te voelen. Meer vrouwen waren ons naar binnen gevolgd, en stonden dicht tegen ons aan. Een stootte met haar elleboog tegen me aan, omdat ze zich te ruw omdraaide. Omdat het best een klap was pakte ik mijn arm automatisch vast en mijn blik gleed opzij. Tot mijn afschuw zag ik dat het niet haar elleboog was die zo hard tegen me aankwam. Het was het hoofd van haar baby, die ze op haar rug droeg. Geschrokken legde ik mijn hand erop. Met evenveel afschuw haalde ik die weer weg, want vijf centimeter afstand waar mijn hand lag het hoofd van het kind open. Uit de wond kwam pus. We waren opgelucht toen we deze ruimte konden verlaten. De rest van onze wandeling was minder schokkend en bovendien erg plezierig. De gids hield de agressieve kindertjes op afstand, en waar hij het niet deed deden we het zelf. Kofi Annan zou niet erg trots zijn, maar de weerzin die zoveel agressie bij een mens oproept is bijna niet voor te stellen. Toeristen die zonder Ghanees gezelschap Larabanga hadden bezocht, deelden ons mee dat nooit nog een keer te zullen doen. 'The children here are far more agressive than anywhere else in Ghana.' En toen kwamen we bij de moskee. Natuurlijk geloofden we niet dat dit het oudste stenen gebouw van Ghana is. Maar die plek, met een baobabboom die meteen doet denken aan De Kleine Prins vonden we zo mooi. Wat zouden we graag even onder die boom hebben gezeten, en gekeken hebben naar wie er langs kwam. Helaas zou dat nooit hebben gekund. Privacy bestaat sowieso niet in Ghana, en bovendien zouden we belaagd worden door horden kinderen en andere dorpelingen. Mensen zijn namelijk uiterst geinteresseerd in het leven van anderen, en dat bleek toen we uitkwamen op een ietwat open plek. Er was geschreeuw en er stonden mensen op de takken van een boomom niets van het schouwspel te moeten missen. Onze gids pakte een stok en rende schreeuwend en om zich heen maaiend door de menigte heen. Nieuwsgierig kwamen we dichterbij (gebrek aan nieuws en tv maakt ons schaamteloos) maar we konden weinig meer zien dan een stel schreeuwende vrouwen en onze gids. Wat was er aan de hand, vroegen we hem later. Een ruzie tussen twee meisjes, was zijn antwoord. Ze waren veertien en twaalf.
Onze laatste uren met daglicht brachten we door op een andere uitkijkplaats. We konden verschrikkelijk ver kijken over de beboste heuvels. Om ons heen zagen we allerlei vogels in felle kleuren. Rood, geel, turkoois. Mama belde nog vanuit Polen.
Spijtig genoeg konden we niet langer blijven in Mole. De plicht roept, en bovendien hadden we niet genoeg geld om een paar dagen langer te blijven. Maar wat was het fijn om weg te zijn, en ik kijk er enorm naar uit door Ghana te reizen. Toerist zijn is geweldig.
Jemig, wat een indrukwekkende verhalen, meis! Ben heel erg benieuwd naar de foto's. Lijkt me wel een soort van beangstigend al die kinderen achter je aan, die allemaal denken dat je miljonair bent, en relatief gezien ben je dat natuurlijk ook. Ik hoop dat je je snel weer helemaal gezond voelt!
BeantwoordenVerwijderenKus!
Hey!
BeantwoordenVerwijderenEindelijk weer een berichtje van mij! Jammer dat je je niet optimaal voelt, maar de ervaringen (helaas ook de mindere) zullen onvergetelijk zijn! Geniet er nog van en tot snel! Dikke kus!